Overslaan en naar de inhoud gaan

Bereik vroegsignalering stijgt naar 24 %, verschillen blijven groot

'We willen meer kwaliteit en betere signalen'

Bereik vroegsignalering stijgt naar 24 %, verschillen blijven groot

21 november 2023 Wetgeving

Tevredenheid over de opgebouwde samenwerking binnen en buiten de gemeenten en de resultaten van de eerste 3 jaar. Maar ook: ongeduld en de ambitie om het nog beter te doen. Dat is het beeld bij de Landelijke bijeenkomst Vroegsignalering in Amersfoort.

200 medewerkers van gemeenten, uitvoerders en vaste lasten partners zijn naar de Mariënhof in Amersfoort gekomen om terug te kijken op bijna 3 jaar vroegsignalering sinds de herziene Wgs en om inspiratie en nieuwe inzichten op te doen. Zij hebben geluk dat ze een plekje bemachtigden: de bijeenkomst was al enkele weken volgeboekt. Dagvoorzitter Milou Dijkman leidt het gesprek over de vraag hoe het staat met vroegsignalering. Maar vooral over wat er nog beter moet om mensen blijvend uit de schulden te houden.

Zaal vs

De basis op orde

Mariëlle Fleuren (programma Verbinden Schuldendomein VNG) is een van de founding mothers van vroegsignalering in Nederland. Ze is blij dat er in de basis veel gedaan is: ‘Het systeem is bij alle gemeenten en veel partners ingeregeld en loopt. Nu willen we meer kwaliteit en betere signalen. En hoe zorgen we dat de gemeente inwoners kan bereiken? Het zou al enorm helpen als beschikbare telefoonnummers altijd gedeeld werden'.

Ze vertelt over het initiatief om de signaalreis in kaart brengen - van vaste lastenpartner naar gemeente tot aan de acceptatie van hulp. ‘Het blijkt heel effectief als gemeenten en vaste lasten partners kennis over hun processen onderling delen.’

Wat zeggen de cijfers?

Anna van der Schors (Divosa) laat zien dat de Monitor Vroegsignalering steeds representatiever wordt. Over de eerste 3 kwartalen van 2023 leverden 258 gemeenten (goed voor 85% van de bevolking) gegevens aan. De vaste lasten partners versturen inmiddels 78.000 signalen per maand, 19.000 meer dan vorig jaar. Die stijging duidt overigens niet rechtstreeks op meer betaalachterstanden. De toename kan voortkomen uit een verandering in beleid of werkwijze, waardoor vaste lasten partners sneller betalingsachterstanden zijn gaan doorsturen naar gemeenten. Er zijn dan niet zozeer meer achterstanden, ze komen gewoon eerder in beeld bij de gemeente.

Hoe zit het met het bereiken van inwoners als de achterstand is gesignaleerd? Dat gaat ook beter. Het bereik is gestegen van 18% in 2022 naar 24% nu. En van de inwoners die bereikt zijn, aanvaardt 36% hulp. Van der Schors: ‘Bij iemand die geen hulp accepteert, wordt de schuld soms toch minder. Dan heeft het contact met de gemeente mogelijk wel iets in gang gezet'.

Kaartjes

Voorbeelden van contactkaartjes. Alle ingeleverde kaartjes zijn hier verzameld

Tegelijk is er een behoorlijk deel waar het niet bij een eenmalige achterstand blijft, maar waar opnieuw later opnieuw achterstanden ontstaan. Voor 47% van de signalen geldt dat hetzelfde huishouden in de 6 maanden ervoor óók al een keer gemeld is in de vroegsignalering.

Achterblijvende gemeenten

Nationale ombudsman Reinier van Zutphen spreekt de deelnemers ook toe. Hij is al 9 jaar bezig met de vraag hoe armoede en schulden voorkomen kunnen worden. Hij ziet dat de proactieve aanpak via vroegsignalering zich sterk heeft ontwikkeld. Maar er zijn nog steeds gemeenten die achterblijven. ‘Als je iets van iemand weet, moet je er ook iets mee doen’, zegt hij. Vooral omdat er bij schulden bijna altijd nog meer problemen spelen.

Van Zutphen

Reinier van Zupthen en dagvoorzitter Milou Dijkman

'A hell of a job'

Van Zutphen ziet in zijn onderzoeken dat het al lastig is om mensen gebruik te laten maken van voorzieningen waar ze recht op hebben. Laat staan dat ze hulp van een gemeente accepteren. Onwetendheid, trots en eigenwijsheid spelen een rol. Daar doorheenkomen is de taak van de professional. ‘Dat is een vaardigheid, een kunde. Maar ook ‘a hell of a job’, zegt Van Zutphen.

Beter beleid en behoorlijke uitvoering nodig

Hoe kunnen we het volgens de ombudsman met z’n allen beter doen? ‘Allereerst het sociaal minimum snel verhogen, want dat is door de bodem gezakt', zegt Van Zutphen. Overheidsdata zouden daarnaast vaker ingezet kunnen worden. Zo kan een combinatie van UWV- en SVB-gegevens wellicht laten zien dat iemand te weinig inkomen heeft. Verder: een rol geven aan sleutelfiguren die vertrouwd worden, zoals huisartsen. En ‘beter beleid maken, betere wetten en regels, en vooral uitvoering die behoorlijk is. De grondwet verplicht de overheid te voorkomen dat mensen onder het bestaansminimum terechtkomen.’

Samen laten zien wat nodig is

Van Zutphen geeft ook huiswerk mee: ‘Wij moeten gemeenten ervan doordringen wat er nodig is voor de inwoners. Ambtenaren moeten met voldoende mogelijkheden op pad gestuurd worden. Als een gemeente niet proactief wíl zijn, wordt het niets. Je wilt in een gemeenteraad toch niet moeten kiezen tussen mensen in armoede en een extra rotonde?’ Hij roept op om knelpunten te melden via de Raadbaak, waar ook de rechtspraak en juridische loketten aan meedoen.

Het inwonersperspectief: kijk naar het hele plaatje

Wat maakt dat een inwoner een helpende hand wél aanvaardt? Dagvoorzitter Dijkman vraagt dat aan ervaringsdeskundige Kwinsie. Hij vertelt dat hij door een onveilige thuissituatie afhaakte op school en ging werken zonder diploma's. Daardoor was hij aangewezen op seizoenswerk met een laag loon en veel onzekerheid. ‘Ik had geen geld om alles te betalen. Als mijn schoenen kapot waren, moest ik kiezen tussen nieuwe schoenen of eten.’

Kwinsie had geen idee dat de overheid zijn inkomen kon aanvullen. Hij kreeg schulden. Waarom nam hij uiteindelijk de hulp van de financieel coach van het wijkteam aan? ‘Die nam me serieus, keek naar het hele plaatje. Ik kreeg weer overzicht en stapte uit de slachtofferrol.’ Zijn tip aan schuldhulpverleners is dan ook: kijk verder dan alleen de schulden.

Hoe doen we het nu?

Gevraagd naar een rapportcijfer geeft de zaal 'vroegsignalering anno 2023' een 3,1 op een schaal van 5. In het panelgesprek dat volgt zijn de gemeentelijke panelleden iets positiever dan de vaste lasten partners. Zij geven allen een 4, de vaste lasten partners komen uit op een 3.

panelgesprek

Panelgesprek, van links naar rechts: Jennifer Hoepel, Martin Neef, Edith van Ruijven, Iris Leene, Jeroen van de Werken

Jennifer Hoepel (manager Buurtteam Amsterdam West, tevens bestuurslid van de NVVK) is trots op hoe het in Amsterdam werkt. ‘We zijn nu in gesprek over de bredere impact van Vroegsignalering, we willen meer dan een mooie score in de monitor Vroegsignalering.’

Iris Leene (concerndirecteur bij de gemeente Apeldoorn en bestuurslid Divosa) is blij dat de samenwerking zo goed van de grond komt: ‘Met zoveel bestuurlijke partners en verschillende  manieren van werken is dat niet vanzelfsprekend.’

'Onrustig van verschillen'

Martin Neef (debiteurenbeheer Vattenfall) laat als vertegenwoordiger van de energieleveranciers een kritischer geluid horen: ‘Ik word onrustig van de enorme verschillen tussen gemeenten', zegt hij. De energieleveranciers zelf gaan aan de slag om hun signalen verder te uniformeren. Ze hopen ook op een generieke, meer uniforme aanpak bij gemeenten, die effectiever is op de langere termijn. Ook Jeroen van de Werken (Achmea), die spreekt namens de zorgverzekeraars, benadrukt dat hij nog veel verbeterpotentie ziet. 'We hebben data intern waarmee we aantoonbaar kunnen maken dat je beter in de ene gemeente kunt wonen dan in de andere. Een trieste conclusie dat dit zo is, maar daar zullen we mee moeten leren leven en onze weg in moeten kiezen, om in ieder geval van elkaar te leren wat wel kan en wat niet.'

Want 'één landelijke aanpak' is een utopie, beseft hij. 'Om de 4 jaar hebben we lokale verkiezingen, dan waait er weer een andere wind met andere budgetten en prioriteiten. Soms beginnen we weer van voren af aan.'

Zijn we vroeg genoeg?

Dan stelt gespreksleider Dijkman de vraag of we er eigenlijk wel vroeg genoeg bij zijn met vroegsignalering. Want veel mensen betalen hun vaste lasten zo lang mogelijk door. ‘Moeten we nog andere, vroegere signalen gebruiken en van wie dan?’ Leene is bang dat veel gemeenten nog meer signalen niet aankunnen. ‘Ik zou gegevens van bijvoorbeeld een hypotheek wel willen gebruiken voor de verrijking van bestaande signalen, zodat je ziet wat er nog meer speelt.’ Martin Neef is ook geen voorstander van eerder melden. Hij denkt dat te vroege signalering het sociaal incasseren doorkruist: ‘Dan gaan wij en de gemeente dubbel werk doen.’

Uniformiteit combineren met flexibiliteit

Milou Dijkman wil weten of de panelleden voor een uniforme landelijke aanpak zijn. Jennifer Hoepel is wel voor kennis en best practices delen, maar wil ruimte om lokaal te kunnen doen wat nodig is. Ook Iris Leene benadrukt dat elke gemeente toch anders georganiseerd is. Edith van Ruijven (VNG) denkt dat de VNG Routekaart en afspraken over de basisdienstverlening - waar gemeenten nu met Divosa en NVVK aan werken - richting kunnen geven zonder dat dit ten koste gaat van flexibiliteit.

Apeldoorn: van 14 naar 40 % acceptatie

Tenslotte komt het gesprek op de rol van de professionals. Zij kennen het verhaal achter de cijfers. Jennifer Hoepel bepleit daarom om de inzichten van de werkvloer meer te gebruiken bij beleidsvorming. Edith van Ruijven wijst daarnaast op het belang van vakmanschap.

Iris Leene illustreert dat met het succes van Apeldoornse professionals die de hulpacceptatie in een jaar verhoogden van 14% naar 40%. Dat deden ze door wekelijks met elkaar te overleggen over de juiste communicatie en die zonodig aan te passen. ‘Hoe leggen we contact, gebruiken we een brief, whatsapp of bellen we aan? Confronteren we iemand met een melding of vragen we eerst of onze info klopt?’ Alles om acceptatie van hulp zo min mogelijk bedreigend te laten zijn.  Ze stelt voor om verhalen als die van Kwinsie te gebruiken en te laten vertellen door hen zelf. Om te laten zien dat de gemeente écht kan helpen.

Presentaties die getoond werden op de Landelijke bijeenkomst Vroegsignalering vind je hier.

Sleutelwoorden

Wetgeving