Overslaan en naar de inhoud gaan

Schuivende panelen in de schuldhulp: van aflossing naar oplossing

Iedereen heeft baat bij accent op begeleiden in plaats van betalen

Schuivende panelen in de schuldhulp: van aflossing naar oplossing

1 oktober 2025

Schuldregelingen zonder afloscapaciteit bieden we tegenwoordig vaker aan dan vroeger. De meeste schuldeisers gaan ermee akkoord, op voorwaarde dat we de begeleiding goed vormgeven. Deze longread gaat in op vragen die prof.dr. Nadja Jungmann en André Moerman bij dit onderwerp stelden in een artikel in het Tijdschrift voor Insolventierecht.

Hier eerst een korte samenvatting

  • In de afgelopen jaren veranderde er veel in schuldhulpverlening.
  • Als sluitstuk van die ontwikkelingen besloten we in juli 2024 voortaan het vrij te laten bedrag (vtlb) als norm voor de afloscapaciteit te hanteren.
  • Daardoor komt het vaker voor dat de afloscapaciteit van hulpvragers nul is.
  • Prof.mr. Nadja Jungmann en mr. André Moerman plaatsen in 'Schuldenvrij zonder aflossen' (TvI 2025/15) vraagtekens bij de rechtmatigheid van deze situatie.
  • Hieronder laten we zien dat een schuldregeling zonder afloscapaciteit op zichzelf geen nieuwigheid is.
  • Ook zien we dat schuldeisers en rechters het hanteren van het vtlb breed accepteren.
  • Het betoog roept ertoe op het beginsel 'boeten voor schulden' achter ons te laten en te focussen op preventie en duurzaam herstel.

De leestijd van onderstaand artikel is 30 minuten

Schuldhulpverleners, vaak al decennia werkzaam in het vak, hebben de afgelopen vijf jaar meer over zich heen gekregen dan in de 20 jaar daarvoor. Alle nieuwe ontwikkelingen en beleidsgedachten in onze branche roepen veel reactie op. De kennis over de oorzaak van schulden leidt tot een mildere kijk op mensen met betaalachterstanden. Maatschappelijke ontwikkelingen hebben hun weerslag op de gekozen oplossingen voor de schuldenproblematiek, maar die oplossingen roepen vervolgens weer nieuwe reacties op.

Daarom was het misschien ook wel wachten op het artikel ‘Schuldenvrij zonder aflossen’ van Jungmann en Moerman, twee gerespecteerde zwaargewichten uit de branche. In hun artikel gaan ze in op de wijziging van de NVVK Gedragscode. Daarin namen we in mei 2024 op dat we het vtlb als norm hanteren voor het vaststellen van de afloscapaciteit. De auteurs twijfelen eraan of dit juridisch houdbaar is.

Hanteren van het vtlb -bedoeld voor noodzakelijke kosten van levensonderhoud en vaste lasten- leidt er in onze uitvoeringspraktijk toe dat er bij grofweg eenderde van de schuldregelingen geen geld overblijft voor aflossing. Jungmann en Moerman hebben daar vraagtekens bij. Ze schrijven dat 'de vtlb- berekening met enige regelmaat uitwijst dat iemand niet kan aflossen terwijl het feitelijke budgetplaatje wel degelijk ruimte geeft'. Daarom stellen ze voor om in plaats van de vtlb-methode de ‘zuivere budgetmethode’ toe te passen. Die methode benut alle ruimte in een budget om een aflossing aan schuldeisers te doen.

Vrijwillig overeengekomen regels

Hoe schulden moeten worden opgelost, wordt in Nederland grotendeels overgelaten aan de praktijk. Sinds eind jaren ’70 reguleert de NVVK die praktijk met haar Gedragscode. Die code omvat de regels die we onszelf als uitvoerders vrijwillig opleggen, met input van schuldeisers en hulpvragers. Zo komt al decennialang het gros van de buitengerechtelijke pogingen tot stand.

1998: de Wet schuldsanering natuurlijke personen

Wetgeving had natuurlijk ook invloed op onze Gedragscode. De eerste grote wijziging was de introductie van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) in 1998, als stok achter de deur voor het minnelijke traject. Die wet schrijft tot op de dag van vandaag voor dat bij de aanvraag verslag wordt gedaan van de voorafgaande ‘buitengerechtelijke (minnelijke) poging’. Deze stap mag overigens inmiddels -mits beargumenteerd- worden overgeslagen.

2021: de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet

De tweede grote wijziging was de introductie van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (Wvbv) in 2021. Tot dan toe boden minnelijke schuldhulpverleners altijd minimaal 5% van de geldende bijstandsnorm aan als afloscapaciteit aan de schuldeisers. Altijd. In de praktijk signaleerden we schrijnende situaties in relatie tot de beslagvrije voet, met de hulpvrager als lijdend voorwerp. Dat moest anders, vonden de NVVK-leden. We constateerden dat het proces, de afloscapaciteit-berekening en ‘de aflostabel’ belangrijker waren geworden dan de menselijke maat.

Het moest anders, maar hoe?

Bij de vereenvoudiging van de beslagvrije voet in 2021 werd in de bijbehorende wetgeving wet ook een 5% regel opgenomen. Maar voor bepaalde groepen loste dat de problemen niet op. Er moest dus iets gebeuren, maar de NVVK zag af van de enige voor de hand liggende oplossing - hanteren van het vtlb. De branchevereniging maakte even pas op de plaats. Het werkveld was na de wijzigingen van de beslagvrije voet en de gewijzigde Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) in 2021 niet klaar voor nóg een grote wijziging.

Toch was enige aanpassing onontkoombaar. De aflostabel, een rekenmethode die de NVVK-leden tot dan toe hanteerden om de afloscapaciteit vast te stellen- was namelijk in strijd met de nieuwe wetgeving. Door altijd een minimumbedrag toe te passen kwam een bepaalde groep onder het wettelijke minimum terecht.

We kozen voor een tijdelijke middenweg. Voor de groep hulpvragers waar de afloscapaciteit lager was dan het aflosbedrag uit de tabel, nam zij de beslagvrije voet als ondergrens. Dus: 5% aflossen, tenzij er minder beschikbaar was boven de beslagvrije voet. Deze tussenoplossing moest na enige tijd wel geëvalueerd worden, besloot de NVVK.

2023: de halvering van de aflostermijn

Rustig bleef het niet in het veld van de financiële hulpverlening. De Tweede Kamer besloot begin 2023 halsoverkop om de aflostermijn van de Wsnp te halveren: van 36 naar 18 maanden. De toenmalige minister van Sociale Zaken Carola Schouten riep minnelijke schuldhulpverleners op hetzelfde te doen. Onder grote druk en met nauwelijks voorbereidingstijd ging ook de Msnp in juli over op een aflosperiode van 18 maanden.
Voor de NVVK was dit aanleiding om onderzoek te doen naar de berekening van de afloscapaciteit. Er waren overigens meer aanleidingen:
• De landelijke Commissie sociaal minimum adviseerde in 2023 in 2 rapporten dat het sociaal minimum omhoog moest.
• Het ministerie van SZW, de VNG, Divosa en de NVVK werkten aan het project 'basisdienstverlening schuldhulpverlening' (zie verder hieronder).
• De sterker wordende wens om de tussenoplossing na de wetswijziging van 2021 na enige tijd te evalueren. Bij schuldhulpverleners ontstond over die tussenoplossing namelijk ook een ongemakkelijk gevoel. Het verschil in perspectief tussen een minnelijke regeling en de Wsnp viel voor hulpvragers en schuldeisers steeds vaker in het voordeel van de Wsnp uit. De Wsnp leek een eerste keus te worden, in strijd met de gedachte dat de Wsnp moest functioneren als stok achter de deur bij het minnelijke traject.

2024: vtlb als norm voor afloscapaciteit

NVVK-leden komen jaarlijks vele duizenden regelingen met schuldeisers overeen. Schuldhulpverleners hadden daarom grote behoefte aan duidelijkheid hoe het nu verder moest. Ook inwoners én schuldeisers hadden die duidelijkheid nodig. De NVVK ging erover in gesprek met leden en schuldeisers.

Uitgangspunt bij de gesprekken was: bestaanszekerheid van mensen wordt leidend. Ook als dat betekent: afscheid nemen van de decennialange overtuiging dat een hulpvrager altijd 'iets' moet aflossen. Makkelijk was het niet om dat uit te leggen aan schuldeisers. Ook hulpverleners moesten wennen aan de boodschap dat de hulpvrager op basis van de aflosberekening zonder af te lossen direct schuldenvrij is. Maar de reden is duidelijk: er is na aftrek van vaste lasten en kosten van levensonderhoud eenvoudigweg geen ruimte om iets aan te bieden.

Alle hierboven beschreven ontwikkelingen en de uitkomst van de voorbereidende gesprekken leidden er in mei 2024 toe dat de NVVK op haar ledenvergadering besloot voortaan het vrij te laten bedrag (vtlb) als norm te hanteren voor het berekenen van de afloscapaciteit.

Basisdienstverlening omvat ook 'hanteren van vtlb'

In het werkgebied van de NVVK gebeurde er in 2023 en 2024 overigens nog meer.

• De Nationale Ombudsman bracht kritische rapporten uit over de schuldhulpverlening. De dienstverlening loopt lokaal te ver uiteen en is daardoor niet effectief, vond de Ombudsman.


• Tegelijk had het kabinet-Rutte IV als doel om de armoedecijfers te halveren en het aantal mensen dat schuldhulp accepteert te laten verdubbelen. De politiek zag namelijk het aantal mensen met financiële problemen stijgen - ondanks de vele pleisters aan inkomenspolitiek.


• Om het bereik van schuldhulpverlening te vergroten koos het ministerie niet voor aanpassing van de Wet gemeentelijke schuldhulp, maar voor gesprek met de sector. Samen met het ministerie maakten de VNG, de NVVK en Divosa in maart 2024 bestuurlijke afspraken over de introductie van 'basisdienstverlening' in de schuldhulpverlening.


De partijen kwamen tot een twintigtal elementen als 'basisvloer' in het lokale schuldhulpverleningsaanbod. Een van de 20 elementen is: 'Het bieden van een standaard saneringskrediet met aflostermijn van 18 maanden en afloscapaciteit berekend op basis van het vrij te laten bedrag.'

Begeleiding naar financieel gezond gedrag

Een ander belangrijk onderdeel van het project basisdienstverlening is 'begeleiding'. Dit onderwerp komt in meerdere elementen terug. Elk voorstel dat NVVK-leden aan schuldeisers doen wordt vergezeld van een begeleidingstraject. Niet als een verplichtend keurslijf of een zwaard van Damocles als in 'u komt naar 5 bijeenkomsten over budgetteren anders herleven uw schulden'. Het uitgangspunt van de NVVK is: 'het vertrekpunt in een minnelijke regeling is altijd de eigen motivatie van de hulpvrager'.

Het uitgangspunt van de NVVK is: 'Het vertrekpunt in een minnelijke regeling is altijd de eigen motivatie van de hulpvrager.'

In de Wsnp geldt dat tot op zekere hoogte ook, maar daar staat wel als stok achter de deur: het mogelijk herleven van de schulden bij onvoldoende meewerken. De gemeentelijke hulpverlening zet de inwoner meer centraal. In hun artikel vragen Jungmann en Moerman zich af: waar begeleiden we dan naar toe? Wat is financieel gezond gedrag? Dat antwoord heeft de NVVK niet gedefinieerd, maar dat is ook niet gedefinieerd, nergens. We onderwijzen er niet over op school en er zijn geen internationale voorbeelden van. Onze insteek is: 'financieel gezond gedrag is het voldoen aan je verplichtingen en daarnaast proberen te voldoen aan de Nibud-normen voor sparen'.

Het vtlb: geen wettelijke basis, wel mogelijkheid voor maatwerk

Zoals er geen wettelijke definitie is voor financieel gezond gedrag is die er ook niet voor het ‘vrij te laten bedrag’. De calculator voor het vtlb (gepubliceerd door bureau Wsnp) en het bijbehorende rapport geven wel inzicht in de totstandkoming Er is allicht wat af te dingen op de samenstelling van het vrij te laten bedrag, maar de NVVK koos, alles afwegend, weloverwogen voor deze rekenmethode. Jungmann en Moerman hebben er hun vragen bij dat het vrij te laten bedrag geen wettelijke basis heeft. Dat houdt ook Kamerlid Ceder (ChristenUnie) bezig. Vanuit een zuiver democratisch perspectief hebben zij gelijk.

Beslagvrije voet: wel wettelijke basis

Het vrij te laten bedrag uit art. 295 van de Faillissementswet is in de wet niet nader gedefinieerd. De faillissementswet bepaalt dat in principe al het inkomen boven de beslagvrije voet in de boedel valt.

Een alternatief voor het vtlb is de beslagvrije voet. Die heeft wel een duidelijke wettelijke basis. Belangrijk is wel dat art. 295 lid 2 & 3 Fw duidelijk een basis leggen voor het aanvullen van de beslagvrije voet met het ‘nominaal bedrag’ tot een 'vrij te laten bedrag’, aan te vragen door de ‘schuldenaar, de bewindvoerder dan wel ambtshalve [door de rechter]’.

De praktijk is dat er altijd een vtlb-berekening wordt toegezonden aan de rechter-commissaris. Wat maakt dan dat het vtlb ‘on-democratisch’ zou zijn? Kamerlid Ceder wijst op de totstandkoming van de normen: via besluitvorming binnen Recofa, het overlegplatform van rechter-commissarissen in faillissementen. Hij ziet liever dat de minister de normen vastlegt in een Algemene Maatregel van Bestuur. Het grote voordeel van de huidige werkwijze is echter dat rechters zo kunnen inspelen op individuele situaties.

Ceder stelde er vragen over aan de staatssecretarissen van Sociale Zaken en van Justitie en Veiligheid. Die schrijven in hun antwoord: 'Wij zien vooral voordelen in deze Recofa-richtlijnen. Deze zijn namelijk door gespecialiseerde rechters opgesteld, zijn relatief snel aan te passen en bieden ruimte aan rechters om in concrete gevallen maatwerk te bieden.'

Het vrij te laten bedrag bestaat dus uit vaste correcties, maar biedt ook de mogelijkheid tot maatwerk. Het basisbeginsel van het vtlb is dat de berekening in 95% van de gevallen leidt tot een snelle en goede oplossing en daarnaast is er altijd ruimte voor maatwerk.

Ruimte in budget door politieke keuzes

Dat er groepen hulpvragers zijn die een ‘ruim’ maandbudget overhouden, heeft te maken met politieke uitgangspunten die zijn verwerkt in de berekening. Het vrij laten van het kindgebonden budget en andere kindregelingen bijvoorbeeld. En de versimpeling van de beslagvrijevoet wet- en normen.

Voorheen kwamen 'ruime' maandbudgetten ook voor natuurlijk. Maar toen vroegen hulpverleners altijd een minimale aflosbijdrage. Ten koste van wat, vraagt de NVVK zich nu af. De commissie Sociaal minimum maakte inzichtelijk dat gezinnen in bepaalde categorieën in hun maandbudget al fors tekort kwamen.

'Zuivere budgetmethode' leidt tot willekeur

Gezinnen die tekortkomen in een schuldregeling: dat is de zorg van leden én schuldeisers. Een 'zuivere budgetmethode' – het door Jungmann en Moerman voorgestelde alternatief - is per definitie willekeur. Want hoe stel je vast wat er 'over' blijft na vaste lasten en kosten van levensonderhoud? Mag iemand roken, een hond bezitten of sparen uit het maandbudget? Dat laatste vonden we jaren geleden al acceptabel.

Jungmann en Moerman roepen er eigenlijk toe op om diep in maandbudgetten te duiken. Dat leidt tot een grote kans op verschillen tussen gemeenten, tussen professionals en ook in de opstelling van sommige schuldeisers. Die grote verschillen wil de basisdienstverlening juist wegnemen. Ook medewerkers van schuldeisers spraken in de wandelgangen hun bezorgdheid uit over het pleidooi van Jungmann en Moerman, vanwege de dreigende willekeur.

De rechter heeft tot nu toe één keer uitgesproken dat het vtlb-aanbod niet het maximaal haalbare is. Dat is wat de NVVK betreft geen showstopper, zoals critici ons willen laten geloven.

Wat vindt de rechter ervan?

Sinds december 2024 houden wij alle gepubliceerde jurisprudentie bij. Daaruit is niet af te leiden dat de minnelijke regeling zonder afloscapaciteit of het hanteren van het vrij te laten bedrag onder druk staat. De rechter heeft tot nu toe één keer uitgesproken dat het vtlb-aanbod niet het maximaal haalbare is.

Dat is wat de NVVK betreft geen showstopper, zoals critici ons willen laten geloven. De individuele beoordeling van de budgetruimte die deze rechter oplegde stelt ook niet het vrij te laten bedrag an sich ter discussie, maar noemt als motief de ‘inhouding’ (geen beslag), de toekomstige inkomenssituatie én het feit dat om direct afboeken wordt gevraagd.

Vooralsnog is de conclusie van de NVVK: het hanteren van het vtlb leidt tot uitlegbaar en herleidbaar 'massa-maatwerk', met ruimte voor persoonlijke omstandigheden. Waar nodig vindt een rechterlijke beoordeling plaats. Onze manier van werken wordt algemeen geaccepteerd. 

Minnelijke overeenkomst onrechtmatig?

Als iets algemeen geaccepteerd is, kan het dan toch onrechtmatig zijn? Jungmann en Moerman hebben hun twijfels. Daar worden professionals in de sector toch altijd een beetje wiebelig van. Hypothetisch gezien kan dit natuurlijk. En ja, iedereen fietst wel eens door rood…

Maar fietst de NVVK hier door rood?

  • We komen een minnelijke regeling overeen met de hulpvrager en zijn schuldeisers. Hoe kan dat onrechtmatig zijn?
  • Het hanteren van het vrij te laten bedrag is in de praktijk tot stand gekomen maar heeft een duidelijke basis in de wet. De wettelijke basis voor het vrij te laten bedrag en de praktijk van de afgelopen 20 jaar in het wettelijke traject staan niet ter discussie. Ik hoor er nooit iemand over.
  • De wijziging van de beslagvrije voet is geen aanleiding geweest om de wet nader aan te scherpen. Dan is het vreemd dat er pas bij een regeling zonder afloscapaciteit een reflex ontstaat om te roepen dat 'de praktijk niet rechtmatig handelt.'
  • Vermeldenswaard is dat zowel het ministerie van Sociale zaken (partner in de basisdienstverlening) als het ministerie van Justitie (Wsnp) de rekenmethode van het vrij te laten bedrag steunen.
  • Jungmann en Moerman lijken het principe van een schuldregeling zonder afloscapaciteit ter discussie te stellen. Maar regelingen zonder afloscapaciteit zijn er in de Wsnp al sinds jaar en dag. Ook voor studerende jongeren -die volgens de wet geen inkomen hebben- wordt bij een minnelijke regeling al langer ofwel 'geen afloscapaciteit' aangeboden of er wordt een beroep gedaan op een fonds.

De contractvrijheid als basis in combinatie met de wederzijdse vrijwilligheid van het minnelijke traject sterken de NVVK in de gedachte dat het geen vraag is of deze afspraken rechtmatig zijn.

Wederzijdse vrijwilligheid

De contractvrijheid als basis in combinatie met de wederzijdse vrijwilligheid van het minnelijke traject sterken de NVVK in de gedachte dat het geen vraag is of deze afspraken rechtmatig zijn. Daarnaast laat de vele jurisprudentie van de afgelopen decennia ons zien dat '5% voor afloscapaciteit' geen keurslijf is, maar een absolute ondergrens in geval van toepassing van de beslagvrije voet. De uitleg die Jungmann en Moerman eraan geven staat haaks op de praktijk van de Wsnp, het minnelijke traject én de algemene bereidheid van schuldeisers om mee te werken aan een schuldregeling.

De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) spreekt ook van de beslagvrije voet als ‘ten minste’. Dat is een harde ondergrens, een wettelijk minimum. Het is eigenlijk een waarborg, die gezien het verleden nodig was om ook lokale overheden op te roepen niet door dit minimum te zakken in hun aanbod aan schuldeisers. In de memorie van toelichting staat dan ook ‘dat is in lijn met de huidige praktijk’. Het is aan de praktijk om schuldregelingen te treffen en hoe we dat doen is ook aan de praktijk.

Artikel 4 van de Wgs is overigens niet alleen van toepassing op de schuldregeling, maar ook op situaties van budgetbeheer of beslag. Het is aan de gemeente om te controleren of de beslagvrije voet geborgd is.

Schuldeisers bewegen mee

Schuldeisers zijn voor de NVVK belangrijke stakeholders. We hebben intensief contact met hen, en sinds de verkorting van de aflostermijn, het besluit om het vrij te laten bedrag ook in de Msnp als ondergrens te hanteren én het recente ‘kerstarrest’ van de Hoge Raad over de koppeling van de Msnp met de Wsnp is dat contact alleen maar geïntensiveerd. Goed contact is belangrijk omdat -hoewel professionals de schuldregeling uitvoeren- voor een schuldenvrije toekomst het akkoord van alle betrokken schuldeisers nodig is. De rechter kan uiteraard dwingen, maar die uitzondering laat ik even onbesproken. Ik ga uit van de standaardsituatie waarin we er graag samen uitkomen.

We zien bij schuldeisers de afgelopen jaren mooie ontwikkelingen.
• Initiatieven en samenwerkingsverbanden, waaronder de Schuldeiserscoalitie, de Nationale Coalitie Financiële Gezondheid (NCFG) en meer recent het Afsprakenkader Sociaal Incasseren (AKSI) streven naar een bredere blik dan alleen 'maximalisering van het te ontvangen bedrag'.
• Bij de NVVK was telecomgigant KPN de eerste schuldeiser die een convenant ‘nieuwe stijl’ sloot, waarin standaard meewerken aan een schuldregeling centraal staat. Zij willen verder kijken dan 'de wanbetaler’ en zien een niet-betalende klant primair als 'iemand die even een moeilijke tijd heeft'. Die help je terug op de rit.
• Na KPN volgden tal van andere partijen, waaronder ook de 7 grote overheidsschuldeisers: Belastingdienst, CJIB, Dienst Toeslagen, Duo, CAK, SVB en UWV.
• Er is geen koepelorganisatie of grote schuldeiser die zich publiekelijk heeft uitgesproken tegen de politieke lijn van de afgelopen jaren.
• Zelfs de Nederlandse vereniging van Banken tekende recent een convenant schuldhulpverlening.

Liever duidelijkheid dan kleine opbrengst

Grotere schuldeisers gaven al bij de afschaffing van de aflostabel in 2022 aan dat ze hele kleine aflosbedragen liever niet zien binnenkomen. Het verwerken van die kleine betalingen kost administratief gezien meer dan het oplevert. Schuldeisers kunnen de btw over de geleverde dienst terugvragen bij de fiscus, de schuld opvoeren als verliespost en daarna het dossier sluiten. Ze verkiezen snelheid en duidelijkheid boven het wachten op een 2 % hogere opbrengst, inclusief al het administratieve verkeer eromheen. Voor deze schuldeisers is het veel belangrijker dat een klant met betalingsproblemen weer een trouw betalende klant wordt. Dat vraagt vooral passende begeleiding, iets waar de NVVK vol op inzet.

Het algemene beeld, bevestigt door de rechtspraak en de cijfers in de praktijk, is dus dat de meeste schuldeisers meegaan in alle ontwikkelingen. Soms zijn ze daarin misschien nog wel voortvarender dan schuldhulpverleners. Het is tekenend dat Jungmann en Moerman voor de geluiden over onrust inzake de schuldregeling zonder afloscapaciteit alleen refereren aan een enkel bericht op LinkedIn.

Van schuldhulpverleners horen we dat met name kleinere bedrijven, die niet vaak te maken hebben met een schuldregeling, verbaasd zijn over onze werkwijze. Maar dat is niet anders dan in het verleden.

Daarnaast zien we een aantal schuldeisers die een schuldregeling zonder afloscapaciteit alleen voorwaardelijk willen accepteren. De finale kwijting komt wat hen betreft pas na 18 maanden, als aan voorwaarden rond begeleiding en het uitblijven van nieuwe schulden is voldaan. We zien zulke voorwaarden vervolgens wel stranden bij de rechtbank. Dat overkwam bijvoorbeeld zorgverzekeraars Menzis en VGZ.

Schuldeisers bewegen mee in een maatschappelijke ontwikkeling waarin de kijk op schulden verandert. 

Perspectief bieden

Schuldeisers bewegen mee in een maatschappelijke ontwikkeling waarin de kijk op schulden verandert. Schuldhulpverleners focussen op begeleiding en zoeken intensief naar nieuwe werkwijzen. Die twee ontwikkelingen sterken de NVVK in de gedachte dat de vereniging op de juiste weg is om -met oog voor de belangen van schuldeisers- perspectief te bieden aan hulpvragers. Het is onze gezamenlijke inzet (van hulpverleners en schuldeisers) om inwoners met geldzorgen ertoe te bewegen om wél hulp te zoeken en ze zo zicht te bieden op een toekomst zonder schulden.

Tot slot

Richt de kritiek op het nieuwe beleid van de NVVK zich op de berekening zelf, gaat het om onderbuikgevoelens, om de veranderende werkwijze, of om de vermeende maatschappelijke verontwaardiging?

Het is misschien een klein beetje van alles.

Dat het minnelijk traject als zelfstandig traject succesvol is behoeft geen betoog. In ruim 90% van de gevallen verkiezen hulpvragers en schuldeisers een minnelijke regeling. De Wsnp is die andere oplossingsmogelijkheid om schulden te saneren. De regelingen zijn complementair gereedschap van een schuldhulpverlener. Wanneer schuldeisers blijven twijfelen aan het aanbod in de Msnp kunnen ze het op een gedwongen akkoordverklaring ('dwangakkoord') aan laten komen. De schuldhulpverlener legt zijn aanbod dan voor aan de rechter en de hulpvrager vraagt -bij afwijzing van het dwangakkoord- meteen toegang tot de Wsnp. Daar wordt vervolgens diezelfde vtlb-methode gehanteerd om vast te stellen wat er afgelost kan worden.

Van aflossing naar oplossing

Voor professionals is de grootste verandering dat de focus verschuift van 'werken aan een aanbod in geld' naar een traject dat het meeste gewicht legt bij begeleiding van de hulpvrager. 'Zo kort als kan en zo lang als nodig', is het adagium. We staan in die verschuiving niet alleen. Ook de onderzoekers die het Interdepartementale beleidsonderzoek naar de schuldenketen (IBO-rapport) schreven, adviseren om meer te focussen op de oorzaak van schulden en de oplossing te versimpelen. Dat vraagt om een andere professionele houding, die soms ook schuurt met persoonlijke overtuigingen, de professionele 'opvoeding' en de gewoonten in een organisatie.

Jungmann en Moerman hebben het over de ‘sympathieke houding’ van de schuldenbranche. Een politiek probleem ('minima missen bestaanszekerheid'), geconstateerd door de commissie Sociaal minimum, wordt deels opgelost door schuldhulpverlening ('schulden kwijtschelden bij minima'). Er is herhaaldelijk geconstateerd dat 20% van de uitkeringsgerechtigden kampt met schulden, respectievelijk 30% van de armste groepen. Dat gegeven heeft niet geleid tot een andere aanpak. Feit is: als het sociaal minimum stijgt – conform de aanbevelingen van de commissie Sociaal minimum - kunnen wij vaker een aflossing aanbieden aan schuldeisers. Dat willen schuldhulpverleners ook graag.

Blijft de gedachte van schuld en boete doen de kop op steken of kunnen we in onze gedachten wat meer opschuiven?

Werkwijze vergroot ons bereik

Belangrijker is: de nieuwe werkwijze maakt een schuldregeling voor iedereen weer aantrekkelijker dan blijven hangen in een situatie van inkomensbeslag. Acceptatie van hulp biedt snelle financiële verlichting. In sommige gevallen gaat het misschien slechts om tientjes per maand. Maar hulpvragers kan, dankzij de stap naar hulp, perspectief geboden worden op een schuldenzorgvrije toekomst en maandelijks net wat meer bestedingsruimte.

Blijft de gedachte van schuld en boete doen de kop op steken of kunnen we in onze gedachten wat meer opschuiven? Schulden klein houden, schulden snel oplossen én meer drempels opwerpen om daarmee te voorkomen dat mensen in de schulden raken. Dat is de lijn die ook in het interdepartementale beleidsonderzoek (IBO) doorklinkt. Laten we die lijn doorzetten, dat levert ons als samenleving het meeste op.