Overslaan en naar de inhoud gaan

Minder hulpvragers zonder afloscapaciteit

‘Groep is nog steeds te groot’

Minder hulpvragers zonder afloscapaciteit

18 juni 2025

In ons tweede onderzoek naar de afloscapaciteit van mensen die hulp vragen vanwege schulden zien we positieve ontwikkelingen. Tegelijk blijft de realiteit: voor een op de drie hulpvragers staat de bestaanszekerheid onder druk.

Sinds juli 2024 hanteren NVVK-leden het vrij te laten bedrag (vtlb) als norm voor het vaststellen van de afloscapaciteit. Om inzicht te krijgen in het aantal mensen dat na de vtlb-berekening geen afloscapaciteit blijkt te hebben, doen we periodiek onderzoek. Daarbij gaan we de uitkomsten van vtlb-berekeningen na. Die berekeningen eindigen overigens niet allemaal in hulptrajecten, maar ze geven wel een goede indicatie hoe het staat met de bestaanszekerheid onder mensen met lage inkomens.

34 % geen afloscapaciteit

Bij zes NVVK-leden checkten we de afgelopen maanden de uitkomsten van 2286 vtlb-berekeningen. In 34 % van de berekeningen is de uitkomst: geen afloscapaciteit. Voor deze groep is het niet mogelijk om naast vaste lasten en kosten voor levensonderhoud nog een bedrag vrij te maken voor een schuldregeling. 

Schuldhulpverleners kijken vervolgens wel of er eenmalig iets beschikbaar is, door waardevolle bezittingen als een auto te verkopen of tegoeden op een bankrekening in te zetten. Voor deze ‘vermogenscheck’ ontwikkelden we een speciale rekentool. Die helpt hulpverleners om goed na te gaan of er misschien toch een eenmalig aanbod aan schuldeisers gedaan kan worden.  

Lichte daling ten opzichte van 2024

In het najaar van 2024 deden we een identiek onderzoek. De onderzochte groep was toen groter omdat we niet naar 1 kwartaal keken maar naar een half jaar (juli-december 2024). Toen bleek er in 40 % van de vtlb-berekeningen geen afloscapaciteit te zijn.  

De groep die geen afloscapaciteit heeft is dus iets kleiner geworden, maar wat ons betreft is de groep nog steeds veel te groot. Het ontbreken van afloscapaciteit leidt tot onvrede bij schuldeisers en vertraging bij het tot stand komen van schuldregelingen. 

Stijging toeslagen 

Dat iets meer mensen dan vorig jaar afloscapaciteit hebben, houdt waarschijnlijk verband met de stijging per 1 januari van dit jaar van de huurtoeslag, het kindgebonden budget en – in mindere mate- de kinderopvangtoeslag). Hoogleraar Empirische analyse van sociale en fiscale regelgeving Koen Caminada bevestigde eerder al tegenover ons dat de groep die kampt met bestaansonzekerheid in 2025 landelijk met een derde is afgenomen.  

Koen Caminada

Koen Caminada

Caminada was lid van de commissie Sociaal minimum. De commissie rapporteerde in 2023, Caminada volgt het onderwerp nog steeds. Ook hij ziet een relatie tussen afnemende bestaansonzekerheid en de stijging van diverse toeslagen.

Huiswerk voor demissionair kabinet

Nog steeds geldt echter dat ruim een derde van onze hulpvragers op basis van het vtlb niets kan aflossen. Wat ons betreft betekent dit huiswerk voor het kabinet: zowel het huidige demissionaire kabinet als een nieuw kabinet. 

In het pas verschenen Nationaal Programma Armoede en schulden stipt staatssecretaris Nobel het onderwerp ook aan. ‘Op rijksniveau zijn er stappen gezet om ervoor te zorgen dat huishoudens op of rond het sociaal minimum meer te besteden hebben, onder andere door de uitkeringen aan de loonstijging in de markt te koppelen, de introductie van een extra schijf in de inkomstenbelasting met een verlaagd tarief en het verhogen van de huurtoeslag en het kindgebonden budget. Ook wordt gewerkt aan een nieuwe inkomensafhankelijke kindregeling waarin een koppeling wordt gemaakt tussen kinderbijslag en kindgebonden Budget', noteert Nobel.  

Lokale ongelijkheid

Landelijke regelingen voor inkomensondersteuning zijn ingewikkeld, daarom maakt niet iedereen die er recht op heeft, er gebruik van. Lokale regelingen zorgen voor ongelijkheid, schrijft de staatssecretaris in het Nationaal Programma. Daarom wil hij samen met de gemeenten werken aan ‘een eenvoudiger armoedebeleid’.  

Wel een baan, geen afloscapaciteit: bij jongeren tot 27 komt het 2 x zoveel voor als bij oudere hulpvragers

Onder hulpvragers is het percentage jongeren zonder afloscapaciteit vergelijkbaar met het algemene percentage: rond de 30 %.  Er is wel een groot verschil bij de groep die inkomen uit werk heeft: dan blijkt bijna 27 % van de jongeren geen afloscapaciteit te hebben. Gemiddeld is dit 16 %. Het verschil is verklaarbaar omdat jongeren vaker te maken hebben met lage lonen aan de start van hun loopbaan. 

Bij onze onderzoeken naar gebrek aan afloscapaciteit komen we niet of nauwelijks ondernemers tegen. Dat is verklaarbaar omdat een levensvatbare onderneming altijd wel over financiële reserves beschikt waarin aflosruimte gevonden kan worden of waaruit een aanbod gedaan kan worden.