Overslaan en naar de inhoud gaan

Minimaal aflosbedrag berekenen: zo doe je dat

Minimaal aflosbedrag berekenen: zo doe je dat

26 januari 2021 VtlbNormenoverzichtSchuldregeling

Per 1 januari 2021 is de nieuwe beslagwet ingegaan. Deze wet heeft effect op de NVVK-aflostabel. De aflostabel handhaven zou in sommige gevallen zorgen voor een aflossing waarmee de schuldenaar onder de beslagvrije voet uitkomt. Daarom stellen we de tabel buiten gebruik, en hebben we een aangepaste werkwijze ontwikkeld om de minimale afdracht te bepalen.

Op grond van onder andere artikel 4a, lid 5 van de Wgs is het niet meer toegestaan dat een hulpvrager onder de beslagvrije voet uitkomt, ook niet op vrijwillige basis. Het NVVK-bestuur heeft daarom een alternatief vastgesteld dat de wet respecteert, je in staat stelt zoveel mogelijk toch een minnelijk voorstel te doen terwijl het de berekening en de aanpak zo simpel mogelijk houdt.

Hoe ziet het alternatief eruit?

1. Bepaal de leefsituatie: gaat het om iemand alleen of is er een partner en gemeenschap van goederen?

Dit is zoals de Participatiewet en ook de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet dit definieert.
Is er sprake van de categorie “partners, geen gemeenschap van goederen en 1 of beiden in een regeling’ –categorieën die alleen de NVVK hanteert, niet de wet- dan verloopt de vaststelling van de minimale afdracht in eerste instantie net als vroeger, dus op basis van de helft van de afloscapaciteit van partners op basis van de Participatiewet. 

2. Bereken de afloscapaciteit met de VTLB-calculator

Bij een alleenstaande:

  • alleen als het inkomen incl Vakantietoeslag (VT) minus VTLB incl. VT, (dus de afloscapaciteit),  lager is dan € 54:
  • bereken dan het inkomen incl. VT minus beslagvrije voet incl VT:
    • is dat bedrag hoger dan € 54 , dan wordt € 54 aangehouden
    • is dit bedrag lager dan € 54, dan wordt uitgegaan van het lagere bedrag; zo houdt de schuldenaar altijd zijn beslagvrije voet over. Let op: dit bedrag zal vrijwel nooit nul zijn, zoals tot 31 december 2020 wel het geval was.

Bij partners ( in gemeenschap van goederen) geldt dezelfde redenering maar dan met € 77 als norm. 

Bij '1 in de regeling' of '2 aparte regelingen van twee partners' geldt dezelfde redenering maar dan met € 38,50 per persoon.

Wat is het effect?

Gevolg en bedoeling van deze nieuwe aanpak is dat geen enkele schuldenaar meer hoeft af te dragen dan op grond van zijn beslagvrije voet mogelijk is, terwijl toch zo vaak mogelijk een minnelijk aanbod gedaan kan worden.

Na (uiterlijk) een half jaar evalueren we met een korte enquête onder leden wat de ervaringen zijn. Dan vragen we na of deze insteek de juiste is of dat hij aangepast moet worden. Dit mede omdat ook de beslagvrije voet-tool en de VTLB calculator helemaal nieuw zijn. Daar kunnen we pas sinds 22 januari 2021 ervaring mee op doen.

Vast ijkbedrag blijft

We verwachten dat we hiermee voldoende duidelijkheid verschaffen over het noodzakelijke alternatief voor de vaste aflostabel, zowel voor leden als schuldeisers. Halfjaarlijks zullen de genoemde bedragen worden aanpast aan de norm van (afgerond) 5 % van de toepasselijke norm van de Participatiewet-uitkering. In die zin blijft een vast ijkbedrag gehandhaafd. 

We hopen dat dit voorstel duidelijkheid geeft voor schuldhulpverleners, schuldeisers en schuldenaren. De simpele optie van een vast bedrag voor iedereen is wettelijk gezien niet meer mogelijk. De optie zoals hierboven beschreven is relatief eenvoudig uitvoerbaar. 

Ingang per 1 januari

Deze oplossing als vervanging van de aflostabel gaat met terugwerkende kracht in per 1 januari 2021. De Wgs en de nBvv laten weinig ruimte om de nieuwe berekening - voor wat betreft de beslagvrije voet- later dan 1.1.2021 toe te passen. De Bvv moet gerespecteerd worden. Er is hiervoor geen gericht overgangsrecht voorzien (behalve bij deurwaarders). In de Wsnp is, ook daarom, bepaald dat de datum van ingang 1.1.2021 is. De NVVK volgt steeds, waar juridisch mogelijk, de Wsnp.  Ingangsdatum is daarom, ook voor lopende bemiddelingen, 1.1.2021, zo mogelijk vast te stellen voor 1 maart. Het bepalen van de minimale afdracht op de nieuwe manier, hangt nauw samen met de nBvv. Als het af te dragen bedrag nu anders wordt, is dat vaak omdat anders mogelijk de bvv wordt geschonden, dus ook dat pleit voor directe ingang. 

Schuldeisers weten dat een afdracht kan wijzigen, en tegen het toepassen van een wetwijziging en de gevolgen daarvan op een uniforme wijze kan weinig bezwaar zijn. Overigens is de verwachting dat er in veel dossiers niets verandert in de berekende minimale afdracht.

Meer informatie

Sleutelwoorden

VtlbNormenoverzichtSchuldregeling